Drugstoerisme
Toch even paniek onder het jongere trekkersvolkje toen bleek dat grote ‘leverancier’, de San Pedro-mannengevangenis, in het centrum van La Paz, geen nieuwsgierigen meer binnenlaat voor ‘rondleidingen’. Die worden georganiseerd door de gevangenen zelf. Ongeveer 75 procent van de 1.500 bewoners zijn betrapte drugskoeriers. Ze tonen een gebouw zonder (!) cipiers waar de rijke drugsbaronnen een luxueuze duplex hebben en de straatarme indigenen op elkaar gepakt zitten in piepkleine kamertjes. Over alles kan je er onderhandelen. Alles is er te koop. Vooral drugs.
Bolivië is samen met Colombië en Peru de grootste cocaïneproducent ter wereld. De Verenigde Staten vormen de grootste afzetmarkt. Ze proberen het probleem aan te pakken door afspraken te maken met de Boliviaanse regering om cocavelden te vernietigen. Zeer tegen de zin van president Evo Morales –voormalig cocaboer- die scherp gelooft in de geneeskundige kracht van cocablaadjes (basisproduct van cocaïne). Het is in Bolivië de gewoonste zaak om ’s ochtends cocathee te drinken. Tijdens sportwedstrijden worden de blaadjes gekauwd als chips.
Cocaboerinnetje op lokale markt
Dié westerse bemoeienis houdt op aan de poorten van San Pedro. Al probeert de Boliviaanse politie nu toch het drugstoerisme in te dijken. De controles rond de gevangenis worden drastisch opgevoerd. ‘Blanken’ worden er niet meer, of toch minder makkelijk, in gelaten.
Onze nieuwsgierigheid werd voldoende geprikkeld om rond het bezoekuur toch een kijkje te nemen. Een hallucinant beeld van broodmagere armoezaaiers die hun handen geklemd houden rond een roestige poort. In de massa spotten we zelfs kinderen. Gevangenen kiezen er immers voor hun kroost op te voeden in de gevangenis. Alles is beter dan de straat, vinden ze.
Slechts enkele seconden kunnen we een glimp opvangen van het harde leven in de versterkte burcht. De ‘policia nacional’ houdt ons onmiddellijk tegen en dringt aan op te hoepelen.
In de jeugdherbergen worden meteen adressen uitgewisseld van nieuwe leveranciers. Opvallend veel Israelische trekkers willen zich compleet laten gaan. Na hun legerdienst –jongens 3 jaar, meisjes 2 jaar- gooien ze, vlak voor het aanvangen van hun universiteitsstudies, nog één keer alle remmen los. En dat werkt velen op de zenuwen. Het gaat zelfs zover dat sommige Boliviaanse hostaluitbaters een bordje uithangen met daarop ‘No Israelis’. Racistisch, dat wel, maar ook begrijpelijk nadat vorig jaar een onvoorzichtige Israelische backpacker een slaapzaal ‘per ongeluk’ had opgeblazen met een dynamietstaaf die hij voor een habbekrats had gekocht op de mijnersmarkt in Potosí.
Bericht aan mams en paps: En wij? Wij gedragen ons, zitten niet aan de coke en zijn nog altijd even blij met een glaasje Boliviaanse wijn.
Labels: Bolivië